Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het primair onderwijs

 

Artikel 157 Gemiddelde schoolgrootte; samenwerkingsovereenkomst
1
Indien een bevoegd gezag scholen in stand houdt in uitsluitend 1 gemeente of, ingeval voor die gemeente op grond van artikel 155 opheffingsnormen zijn vastgesteld, in uitsluitend 1 deel van die gemeente, wordt, in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, de bekostiging van een bijzondere school niet beëindigd en een openbare school niet opgeheven op grond van artikel 153 indien de school ten minste 23 leerlingen telt, de gemiddelde schoolgrootte van alle scholen van dat bevoegd gezag ten minste 10/6x de voor die gemeente onderscheidenlijk dat deel van de gemeente geldende opheffingsnorm, dan wel ten minste 290 bedraagt en het bevoegd gezag tijdig de in artikel 160, tweede lid, bedoelde mededeling heeft gedaan. Indien het bevoegd gezag dat bij die mededeling aangeeft, tellen bij de toepassing van de gemiddelde schoolgrootte niet mee de door hem aangeduide scholen die sinds de aanvang van de bekostiging niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd en waarvan het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond waarvan de school voor bekostiging in aanmerking werd genomen. De tweede volzin is niet van toepassing op scholen als bedoeld in artikel 84.
2
Indien een bevoegd gezag scholen in stand houdt in meer dan 1 gemeente, of in meer dan 1 deel van een gemeente waarvoor op grond van artikel 155 opheffingsnormen zijn vastgesteld, wordt, in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, de bekostiging van een bijzondere school niet beëindigd en een openbare school niet opgeheven op grond van artikel 153 indien de school ten minste 23 leerlingen telt en de gemiddelde schoolgrootte van alle scholen van dat bevoegd gezag ten minste 10/6x het gewogen gemiddelde van de voor elk van die gemeenten en delen van gemeenten geldende opheffingsnormen, dan wel ten minste 290 bedraagt en het bevoegd gezag tijdig de in artikel 160, tweede lid, bedoelde mededeling heeft gedaan. Het gewogen gemiddelde, bedoeld in de eerste volzin, wordt vastgesteld door het aantal scholen van het bevoegd gezag in elke gemeente of elk deel van een gemeente te vermenigvuldigen met de voor die gemeente onderscheidenlijk dat deel geldende opheffingsnorm en de som van de verkregen uitkomsten te delen door het totale aantal scholen van het bevoegd gezag. Indien het bevoegd gezag dat bij de mededeling, bedoeld in de eerste volzin, aangeeft, tellen bij de toepassing van de gemiddelde schoolgrootte en het gewogen gemiddelde niet mee de door hem aangeduide scholen die sinds de aanvang van de bekostiging niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd en waarvan het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond waarvan de school voor bekostiging in aanmerking werd genomen. De derde volzin is niet van toepassing op scholen als bedoeld in artikel 84.
3
Behoudens het bepaalde in het vierde lid zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing indien een bevoegd gezag met ten minste 1 ander bevoegd gezag een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, waarbij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a
alle scholen van elk bevoegd gezag dat aan de overeenkomst deelneemt, bevinden zich in een gebied van aan elkaar grenzende gemeenten, dan wel delen van gemeenten als bedoeld in artikel 155;
b
de overeenkomst is langer dan 1 jaar voor het niet meer voldoen van een der scholen aan de voor die school geldende opheffingsnorm gesloten en is aangegaan voor een termijn van ten minste 10 jaren en
c
in de overeenkomst is in elk geval opgenomen de verplichting voor elk bevoegd gezag om geen personeel te benoemen met voorbijgaan van personeel van een der scholen waarvan het bevoegd gezag aan de overeenkomst deelneemt en dat
1
werkzaam is met gebruikmaking van bekostiging, die is toegekend op grond van artikel 123, tweede lid, wegens samenvoeging van scholen,
2
voor zover zich geen geval voordoet als bedoeld onder 1° gebruik maakt van een krachtens artikel 33, tweede lid, vastgestelde regeling voor onvrijwillige taakvermindering, dan wel
3
voor zover zich geen geval voordoet als bedoeld onder 1° en 2° in het genot is van wachtgeld of van een andere ontslaguitkering en direct aan die ontslaguitkering voorafgaand langer dan een jaar onafgebroken in dienst is geweest van het bevoegd gezag.
4
Met toepassing van het derde lid juncto het tweede lid kan in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, de bekostiging van een bijzondere school slechts worden voortgezet of een openbare school slechts in stand worden gehouden, indien zich binnen een straal van 2,5 km van de desbetreffende school geen andere school van dezelfde richting, dan wel, indien het openbaar onderwijs betreft geen andere school met openbaar onderwijs bevindt.
5
De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het derde lid, kan bepalen dat geen verplichting als bedoeld in het derde lid onder c 3° bestaat in gevallen, genoemd in de ministeriële regeling bedoeld in artikel 138, zesde lid, en in gevallen waarin Onze minister op grond van artikel 138, zevende lid, heeft besloten dat de vermindering van de bekostiging, bedoeld in artikel 138, eerste lid en tweede lid onder a, niet zal plaatsvinden.
6
Indien de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het derde lid, voor afloop van de termijn bedoeld in het derde lid onder b door een bevoegd gezag wordt beëindigd, wordt de bekostiging van een bijzondere school die op grond van de samenwerkingsovereenkomst in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, werd bekostigd, beëindigd, dan wel een openbare school die op grond van de samenwerkingsovereenkomst in afwijking van artikel 153, eerste tot en met derde lid, in stand werd gehouden, opgeheven overeenkomstig artikel 153 met dien verstande dat de bekostiging niet wordt beëindigd onderscheidenlijk de school niet wordt opgeheven vóór 1 augustus 2002. Bij een beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst voor afloop van de termijn bedoeld in het derde lid onder b, wordt op de bekostiging van het Rijk voor de school of scholen van elk bevoegd gezag dat aan de samenwerkingsovereenkomst deelnam een bedrag ingehouden, waarvan de hoogte door middel van een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regeling wordt bepaald.
7
Een bevoegd gezag kan slechts deelnemen aan 1 samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid. Bij deelname aan meer dan 1 samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het derde lid, is voor de toepassing van dit artikel uitsluitend de eerst gesloten samenwerkingsovereenkomst van belang.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •